Voor kinderen

Bij kinderen wordt een speelse en kindgerichte aanpak gekozen. Plezier is belangrijk voor de motivatie, en spelenderwijs werken is dé manier om ontwikkeling te stimuleren bij kinderen. Er is geen leeftijdsgrens voor het starten met logopedie.

Ouderbetrokkenheid is erg belangrijk voor een effectieve behandeling. Je bent als ouder in principe aanwezig bij de behandeling van jouw kind. Je kunt dan zien wat en hoe wordt behandeld waardoor het makkelijker is het geoefende thuis te herhalen of terug te laten komen in het dagelijks leven. Hoe meer thuis wordt gedaan, hoe effectiever de behandeling.

Het komt voor dat het beter werkt voor het kind als de ouder in de wachtkamer blijft. Aan het eind van de behandeling bespreken we samen de voortgang, zodat je weet wat je thuis kunt doen.

Hieronder vind je een overzicht van de meest voorkomende logopedische klachten bij kinderen: 
Spraak, taal, gehoor, stem, mondgedrag, eten en drinken.

Spraak

Vertraagde of verstoorde klankontwikkeling
Woorden bestaan uit verschillende klanken achter elkaar. Alle kinderen maken een ontwikkeling door in het leren van de klanken die bij een taal horen. Ze leren op welke plaats de klanken horen en hoe ze moeten worden uitgesproken. Ze maken hierin fouten en leren, doordat volwassenen en andere kinderen tegen hen praten hoe het anders moet. Meestal verloopt deze ontwikkeling hand-in-hand met het leren van een taal.

Het kan ook voorkomen dat de spraakontwikkeling anders of vertraagd verloopt. Bij zo’n spraakprobleem spreekt een kind bepaalde klanken of lettergrepen niet of niet op de goede manier uit. Oorzaken kunnen keel-neus-oorproblemen zijn, een achterblijvende of afwijkende algehele ontwikkeling of een minder goed taalbegrip.
Het kan ook zijn dat er geen oorzaak is en er een specifieke uitspraakstoornis is. Kinderen kunnen dan de juiste klanken wel maken, maar bij het uitspreken van een woord of in zinnen gaat het fout.
Wat bijvoorbeeld vaak voorkomt is de vervanging van de 'k' door de 't'. Het woord 'kou' wordt dan uitgesproken als 'touw' en 'koek' als 'toet'. Het kind heeft moeite de kenmerken van klanken goed te onderscheiden.

Of het kind kan soms wel horen wanneer een ander iets fout zegt, maar merkt zelf niet wat het verkeerd zegt.
Dit kan ingewikkeld en hardnekkig zijn. Ook kan dit leiden tot frustraties omdat kinderen zich niet goed verstaanbaar kunnen maken. Het kan leiden tot lees- en spellingsproblemen. Als kinderen de regels van het klanksysteem nog niet goed hebben geleerd, kan het moeilijk zijn om dit aan de letters te koppelen. Voor deze spraakproblemen is een goede analyse nodig.
De behandeling zelf moet altijd precies op maat gemaakt worden. Logopedie kan helpen om de uitspraak van klanken, combinaties van klanken en lettergrepen in woorden te verbeteren waardoor het kind beter verstaanbaar wordt voor zijn omgeving en frustraties verminderen.

Verbale ontwikkelingsdyspraxie
Een andere oorzaak van een zwakke uitspraak en verstaanbaarheid bij kinderen kan een verbale ontwikkelingsdyspraxie zijn, een spraakstoornis waarbij het moeilijk is om de mond goed te bewegen voor het spreken. Het kind heeft problemen met het instellen, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor het spreken. Dit kan leiden tot onduidelijke klanken of verkeerd geplaatste klanken in woorden.

Het kan ook zijn dat een klank op het ene moment wel lukt, maar op een ander moment niet. Daarnaast kan het moeilijk zijn om te eten, drinken, blazen of zuigen.
Door de spraakproblemen kan het kind niet goed communiceren en wordt het soms niet begrepen door anderen. De logopedist kan helpen met het verbeteren van het aansturen van de spraakbewegingen.

De bewegingen van de mond worden geoefend met speelse activiteiten, en de spraakklanken worden stapsgewijs geoefend. Dit kan met behulp van speciale technieken waarbij de logopedist met haar handen het kind de juiste klanken rond de mond laat voelen en helpt met het vormen ervan.

 

Slissen en lispelen
Bij slissen of lispelen wordt de [s] of andere klanken verkeerd uitgesproken. Dit kan komen door te slappe tongspieren, te weinig controle over de tong of het verkeerd aanleren van de [s]. De uitspraak kan onduidelijk worden, wat als storend ervaren kan worden. Dit kan ook tot plagen leiden bij kinderen of problemen bij volwassenen met een spreekberoep.

De oorzaak kan zijn dat de tong naar voren tussen de tanden wordt gedrukt, wat de [s] onduidelijk maakt. Ook bij andere klanken zoals de [t] en [d] kan de tong verkeerd worden geplaatst. Afwijkende mondgewoonten, zoals duimzuigen, kunnen meespelen. Zie ook mondgewoonten. Het kind leert het verschil tussen een goede en een foutieve [s] door te luisteren, kijken en voelen.

Door mondmotoriek-oefeningen worden de spieren versterkt en wordt geleerd hoe de tong te moeten plaatsen voor een goede uitspraak. Hoe meer wordt geoefend, hoe beter het resultaat is. Het intrainen van de juiste tongpositie is veelal een kwestie van veel oefenen. Het resultaat van de behandeling is ook afhankelijk van de oorzaak, leeftijd, motivatie en inzet van de cliënt.

Stotteren
​Stotteren is een verstoring in de vloeiendheid van spreken en komt voor bij zo'n 60 miljoen personen wereldwijd. Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd, of met veel spanning uitgesproken.
Dit kan gepaard gaan met zichtbare symptomen, zoals bewegingen in het gezicht of lichaam, ademhalingsproblemen en zichtbare spanning.
Daarnaast kunnen er verborgen symptomen zijn, zoals angst om te spreken, vermijdingsgedrag en gebrek aan zelfvertrouwen. Stotteren kan de communicatie en het zelfbeeld flink verstoren.

De oorzaak van stotteren is vaak erfelijkheid en uit zich in een verstoring van spraakprocessen zoals ademhaling, stem en uitspraak. Stotteren begint meestal tussen de twee en zeven jaar. Bij veel kinderen verdwijnt het vanzelf en kan het samengaan met de sterk groeiende taalontwikkeling in de jonge jaren. Het kan zijn dat stotteren niet over gaat. Het is belangrijk om snel te onderzoeken of therapie nodig is. Een logopedist kan dit vaststellen en advies geven. Er wordt onderzoek gedaan naar het stotteren en de factoren die het uitlokken.

De behandeling kan gericht zijn op het optimaliseren van de omstandigheden rond het spreken. Bij kinderen worden de ouders en de omgeving ook vaak bij de behandeling betrokken. De behandeling bestaat dan veelal uit het adviseren en voorlichten van de omgeving. Het kind kan ook zelf worden behandeld maar niet zonder medewerking van de omgeving. 
Logopedisten behandelen stotteren, maar bij complexere stotterproblematiek kan doorverwijzing naar een stottertherapeut nodig zijn. Stottertherapeuten zijn vaak logopedisten die zich verder hebben gespecialiseerd in stotteren en vloeiendheidsproblemen.

Twijfel je om een afspraak te maken? Vul hier alvast de Screeningslijst Stotteren in voor een eerste advies. 
Voor meer informatie over stotteren kunt u terecht op Stotteren.nl en Nedverstottertherapie.nl

 

Nasaliteitsproblemen
Een nasaliteitsstoornis of neusspraak betekent dat de spraak te veel of te weinig door de neus klinkt. Normaal gesproken wordt de lucht bij de meeste klanken alleen via de mond gestuurd. Alleen de klanken [m], [n] en [ng] klinken door de neus. Er zijn drie soorten nasaliteitsstoornissen. De KNO-arts stelt de diagnose. Bij een open neusspraak ontsnapt te veel lucht via de neus bij klanken die normaal alleen met de mond worden gevormd, zoals [s] en [p]. Dit kan komen door een aangeboren lip-, kaak- of gehemeltespleet, spierproblemen of na verwijdering van de neusamandel.
Bij een gesloten neusspraak klinkt de spraak alsof de neus verstopt is. Dit kan veroorzaakt worden door een scheef neustussenschot, neuspoliepen, vergrootte neusamandel of gezwollen neusslijmvliezen. Bij een gemengde neusspraak is er een combinatie van de open en gesloten neusspraak.

Bij logopedie wordt onderzoek gedaan naar de soort nasaliteitsstoornis, de verstaanbaarheid en hoe verbetering te stimuleren is. Afhankelijk van de oorzaak van de stoornis, kan eerst een medische behandeling nodig zijn. Bij open neusspraak worden oefeningen gedaan om de gehemeltespieren sterker te maken. Bij gesloten neusspraak ligt de focus op het beter gebruiken van de neus. Bij gemengde neusspraak wordt een combinatie van beide behandelingen toegepast. In alle gevallen wordt het spreken stap voor stap aangepast.

Taal

Taal helpt ons om onze gedachten en gevoelens te delen en duidelijk te maken wat we willen of niet willen.
We gebruiken taal om contact te hebben met anderen en ideeën en ervaringen uit te wisselen.
Taal is ook belangrijk voor denken en leren. Het helpt ons plannen maken, problemen oplossen, redeneren en fantaseren. Het leren van taal is essentieel voor een goede sociale, emotionele en intellectuele ontwikkeling.

Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
Het leren van de taal is een natuurlijk proces. Dit gaat meestal vanzelf. De meeste baby's beginnen met brabbelen en begrijpen vaak al voor hun eerste verjaardag enkele woorden en korte zinnen. Rond 1 jaar zeggen kinderen hun eerste woorden en kort daarna ook hun eerste zinnen. Wanneer kinderen 5 jaar zijn, kunnen ze meestal goed verstaanbaar praten. Naarmate ze ouder worden, zeggen ze steeds langere en moeilijkere zinnen.

Sommige kinderen gaan wat later praten dan andere kinderen. Kinderen die later praten, ontwikkelen eerst langzaam en halen de achterstand daarna in.
Als een kind op taalgebied achterblijft vergeleken met leeftijdgenootjes, kan er sprake zijn van een probleem in de taalontwikkeling. Een kind praat (nog) niet of opvallend minder dan andere kinderen van dezelfde leeftijd, of begrijpt niet goed wat er gezegd wordt. Ook kan een kind in korte, kromme zinnen spreken, niet goed verstaanbaar zijn of het leren van nieuwe woorden moeilijk vinden.

Een achterstand in de taalontwikkeling kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van onvoldoende taalaanbod, gehoorproblemen, een algehele ontwikkelingsachterstand of een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Bij een TOS hebben de taalproblemen niets te maken met te weinig praten tegen het kind of slecht horen. Dit komt doordat de hersenen anders werken voor taal. Op andere gebieden ontwikkelt het kind meestal wel gemiddeld. TOS is aangeboren en kan erfelijk zijn. TOS komt bij ongeveer 5% van de kinderen voor. Dat is ongeveer net zo vaak als ADHD of autisme.

Praat je peuter nog niet of heel weinig? Is je kind stil in de klas, spreekt hij onduidelijk of struikelt hij vaak over zijn woorden? Begrijpt je kind soms niet wat je zegt? Herken je jouw kind in deze poster? Dan kan het zijn dat je kind een taalontwikkelingsstoornis (TOS) heeft. Bij heel jonge kinderen kan het soms nog lastig zijn om te bepalen of er een TOS is en wordt er gesproken over een vermoeden van TOS.

Een kind kan opstandig en driftig worden als het niet begrepen wordt of het gaat zich juist steeds meer terugtrekken. Het leren op school kan moeizamer verlopen door problemen in de taalontwikkeling. Ook op andere ontwikkelingsgebieden kan de taalontwikkeling invloed hebben, zoals in het sociale leven en de zelfstandigheid. Er is een hoger risico op het ontwikkelen van lees- en spellingsproblemen. Er is 50% kans dat er ook dyslexie aanwezig is bij TOS.

Je kunt hier zelf een korte Test voor taalontwikkeling doen om te kijken of het raadzaam is om je kind aan te melden bij ons voor verder onderzoek. Kinderen kunnen al voor hun tweede levensjaar terecht bij de logopedist. De logopedist kan uitgebreider testen doen om te kijken wat er aan de hand is en wat er precies nodig is.
Met logopedie kan de communicatie tussen het kind en de omgeving verbeteren. Met oefeningen met het kind maar ook met adviezen en coaching van de ouders in hoe zij hun kind kunnen stimuleren en frustratie en miscommunicatie kunnen verminderen. We kunnen de taalgevoelige periode (0 tot 6 jaar) dan optimaal benutten. Hoe eerder een TOS wordt ontdekt, hoe groter de kans op verbetering van de klachten.

Het kan nodig zijn voor een goede beeldvorming om de taalproblemen uitgebreider te laten onderzoeken bij een Audiologisch Centrum. Hierdoor kan er een beter behandelplan worden gemaakt en zijn er mogelijk opties om jouw kind intensiever te begeleiden. 

Meer informatie over TOS is te vinden op www.tosinbeeld.nl

Meertaligheid
Zeker 30 procent van de basisschoolleerlingen heeft een meertalige achtergrond. Ze spreken thuis een andere taal dan buitenshuis zoals op school. Of de ene ouder spreekt een andere taal en de andere ouder het Nederlands.
Ze groeien bijvoorbeeld op met Nederlands en Turks. Meertalige kinderen kunnen een achterstand hebben in het Nederlands omdat zij deze taal nog onvoldoende hebben gehoord. Dit kan zijn omdat ze thuis altijd een andere taal hebben gehoord. Dit noemen we een blootstellingsachterstand.

Als de eerste taal (thuistaal/moedertaal) goed is ontwikkeld, is de basis goed gelegd om andere talen te leren, zoals het Nederlands. Het kind hoeft dan niet naar een logopedist. Het is belangrijk dat meertalige kinderen de tijd en goed aanbod krijgen om het Nederlands te leren. Het is belangrijk dat er op school extra aandacht komt voor het leren van het Nederlands als tweede taal (NT-2 onderwijs). Als ouder kun je je kind zoveel mogelijk in contact laten komen met Nederlandssprekende kinderen.

Als het leren van het Nederlands bij een meertalig kind moeizamer verloopt dan bij andere meertalige kinderen in de klas, ondanks voldoende blootstelling aan het Nederlands, kan er een onderliggend taalprobleem zijn. Misschien zijn er ook wel problemen in de eerste taal, dan kan het zijn dat er sprake is van een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Zie ook taalontwikkelingsstoornis. Een TOS uit zich in alle talen die het kind leert. Een kind kan in beide talen niet goed verstaanbaar zijn en bijvoorbeeld nog veel uitspraakfouten maken. TOS komt even vaak voor als bij kinderen die maar één taal leren. Het leren van meerdere talen is niet de oorzaak van TOS. 

Vroegtijdige erkenning van taalproblemen en begeleiding van kinderen en ouders helpt de taalontwikkeling en verbetert de kansen van deze kinderen. Het risico dat TOS niet op tijd wordt ontdekt, is groter bij kinderen die meertalig opgroeien.

Het is niet makkelijk om een TOS bij meertalige kinderen te ontdekken, omdat de logopedist de andere taal/talen vaak niet beheerst. De inzet van tolken is niet zomaar mogelijk. Toch kan er gekeken worden naar meer taalonafhankelijke, onderliggende kenmerken die bij alle kinderen met TOS voorkomen. Informatie van ouders over de eerste taalontwikkeling is hierbij ook erg belangrijk. We zullen hiervoor een uitgebreid gesprek hebben om een goed beeld te krijgen van de ontwikkeling van de andere taal en het aanbod van talen dat er is geweest.
We kunnen je hierbij vragen deze korte Vragenlijst | Taalbrug.be in te vullen. Daarnaast vormen we ook een beeld van de taalontwikkeling waarbij we rekening houden met de meertaligheid en het aanbod van het Nederlands. Soms kan wel enige indruk verkregen worden van de andere taal.

Als er een vermoeden van TOS is bij meertaligheid, kan de logopedist het kind verder helpen. Er worden adviezen gegeven over taalstimulering en hoe om te gaan met de meertaligheid. In de folder-meertaligheid.pdf zijn adviezen te vinden over een meertalige opvoeding.

Het voornaamste advies bij meertaligheid is; spreek de taal die jezelf het beste beheerst. Dit zal een positieve uitwerking hebben op de andere taal, voorkomt fouten in het Nederlands als de ouder deze taal onvoldoende beheerst en 
voorkomt taalverlies van de moedertaal/thuistaal.

Er kan een behandeling worden gestart waarbij met taal wordt geoefend, zoals bij eentalige kinderen met een (vermoeden van) TOS.
De ouder wordt gecoacht zodat wat geoefend is, ook thuis op de goede manier herhaald kan worden in de andere taal. Op deze manier worden beide talen gestimuleerd.

Mocht er onvoldoende beeldvorming zijn van de oorzaak van de taalproblemen of het kind gaat onvoldoende vooruit met behandeling, dan is het belangrijk om dit uit te laten zoeken bij het Audiologisch Centrum. Er kan daar ook uitgebreid onderzoek worden gedaan naar de andere taal, als dat nodig is. Ook andere aspecten van de ontwikkeling en het gehoor worden bekeken. Hierdoor kan er een beter behandelplan worden gemaakt en zijn er mogelijk opties om jouw kind intensiever te begeleiden.

 

Dyslexie
Kinderen (en volwassenen) met dyslexie hebben hardnekkige lees- en spellingsproblemen. Het is (net als TOS) aangeboren en we kunnen het niet voorkomen of genezen. Dyslexie kan problemen geven bij veel schooltaken. Al voordat kinderen leren lezen en spellen, kunnen er problemen zijn met spraak- of taalontwikkeling. Logopedisten kunnen risicofactoren voor dyslexie in de eerste jaren van de basisschool goed signaleren en begeleiden.

Logopedisten zijn deskundig in het diagnosticeren en behandelen van spraak- en taalstoornissen. Ze onderscheiden zich van andere hulpverleners zoals orthopedagogen en remedial teachers die het lezen behandelen. Logopedisten worden wel vaak al vroeg betrokken bij kinderen met dyslexie, soms nog voordat er echte leesproblemen zijn. Door op jonge leeftijd met klanken en letters te werken en voorbereidende leesoefeningen te doen, kan dyslexie niet voorkomen worden, maar de kans op ernstige leesproblemen kan wel kleiner worden.

Gehoor

Slechthorendheid
Slechthorendheid heeft invloed op de ontwikkeling van taal en spraak. Een kind dat normaal hoort, leert de betekenis van klanken door na te doen en te herhalen. Het leert zijn eigen klanken bij te stellen, zodat ze meer lijken op de taal die het hoort. Zo leert het kind spreken.

Een slechthorend kind zal minder reageren op zijn eigen klanken en op de klanken uit de omgeving. Het kind leert de betekenis van klanken en taal niet zo vanzelfsprekend als andere kinderen. Hierdoor hoort hij vaak niet goed wat anderen zeggen, en zijn eigen spraak is soms moeilijk te begrijpen. Dit maakt communicatie moeilijker. Daarnaast kan er een achterstand ontstaan in het begrijpen van taal en het leren vertellen.

Tijdens behandeling van spraak-taalproblemen of andere logopedische problemen kan het wenselijk zijn het gehoor te testen. Er kan een vermoeden zijn van slechthorendheid wat verholpen kan worden of het gehoorprobleem kan blijvend zijn. Dan is het goed dit te weten, zodat hiermee rekening worden gehouden in de behandeling. Met een goede behandeling van het gehoorprobleem kan soms de oorzaak van de spraak-taalproblemen worden aangepakt. Soms kan enkel het uitsluiten van een gehoorprobleem nodig zijn.

We werken hierbij vaak samen met het Audiologisch Centrum van Kentalis. Klik hier voor informatie over hoe een gehooronderzoek verloopt. 

Auditieve verwerkingsproblemen
Ook wel luisterproblemen genoemd. Dan heeft een kind moeite met het verwerken van geluiden, klanken en spraak. Dit gaat om processen zoals het kunnen horen van geluiden uit verschillende richtingen, het onderscheiden van geluiden, en het verstaan van spraak in lawaai. Wanneer er problemen zijn met één of meer van deze functies, spreken we van luisterproblemen.

Kinderen met luisterproblemen hebben vaak moeite met het begrijpen van mondelinge informatie. Ze kunnen bijvoorbeeld vaak “huh” zeggen, moeite hebben met het onthouden van mondelinge opdrachten, of geluiden en opdrachten negeren. Als dit probleem niet op tijd wordt herkend, kunnen er op lange termijn spraak- en taalproblemen, leerproblemen, of concentratieproblemen ontstaan. Het kan ook leiden tot moeite met het lezen en spellen.

Het onderzoek wordt vaak pas op zesjarige leeftijd en/of als een kind in groep 3 zit gedaan bij het Audiologisch Centrum. Op basis van het onderzoek worden adviezen gegeven aan ouders en leerkrachten. In de logopedische behandeling worden gerichte oefeningen gedaan om de auditieve functies te verbeteren of te compenseren.

Als een kind veel last heeft van achtergrondlawaai, kan het helpen om een koptelefoon te gebruiken, bijvoorbeeld in de klas. Hierdoor kan het kind zich beter concentreren op de taak.
Ook kan soloapparatuur worden ingezet om de omgevingsstilte te verbeteren. Dit wordt bepaald en begeleid op het Audiologisch Centrum.

Stem

Ieder kind is wel eens hees, bijvoorbeeld bij verkoudheid of keelontsteking. Of bij jongens als ze de baard in de keel krijgen. Meestal is heesheid geen probleem. Ongeveer 6 tot 9% van de schoolgaande kinderen heeft langer last van een hese of schorre stem. Heesheid kan ontstaan door het langdurig verkeerd gebruiken of overbelasten van de stem, bijvoorbeeld door veel schreeuwen, keelschrapen, fluisteren of het vaak nadoen van “gekke” stemmetjes. Voortdurend ademen door de mond kan de stem ook belasten.

Heesheid kan ook andere oorzaken hebben. Als een kind voortdurend hees of schor klinkt, kan dat ook een lichamelijke oorzaak hebben, bijvoorbeeld knobbeltjes op de stembanden, een aandoening van de luchtwegen of het zachte gehemelte dat niet goed werkt. Een hese stem kan leiden tot slecht verstaanbaar zijn, vermoeidheid bij veel praten, keelpijn, of zelfs blijvende schade aan de stembanden.

Het is belangrijk om de stem te sparen als deze hees is. Dit kan door het kind technieken aan te leren om de stem te sparen en we leren hoe het kind de stem beter kan gebruiken. De behandeling is gericht op het trainen om de juiste spieren te gebruiken bij praten, zingen of roepen, wat de heesheid vaak vermindert en de stem langer goed houdt. Als er meer informatie nodig is over de stem, zal worden doorverwezen naar een KNO-arts. Voor de behandeling van stemproblemen is een verwijzing van een (huis)arts nodig.

Mondgewoonten

De mond wordt gebruikt om te spreken, maar ook om te eten en te drinken. Een goede samenwerking tussen lippen, tong, kaken, gebit, gehemelte en keel is noodzakelijk om slikken en de gebitsontwikkeling tot een succes te maken. Soms werken deze spieren anders dan normaal of worden ze beïnvloed door duim- of vingerzuigen. Het zuigen op een duim, vinger, speen of bijtring is normaal bij een baby, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben. Het geeft veiligheid. Daarna wordt het vaak een gewoonte die ervoor kan zorgen dat de tanden scheef groeien. Ook kan de vorm van de mond (het gehemelte) veranderen. Tevens hebben kinderen een grotere kans op een slappe mondmotoriek, waardoor afwijkend slikken, slissen en kwijlen kan optreden. 

Mondademen is het ademen door de mond in plaats van door de neus. Dit kan leiden tot een droge mond, minder speeksel, sneller gaatjes in het gebit, een minder gezonde ademhaling of (terugkerende) oorontstekingen. Afwijkend slikken komt vaak voor bij mondademen omdat de tong dan vaak laag in de mond ligt. Dit kan ervoor zorgen dat de tanden scheef gaan staan en het spreken onduidelijk, slissend wordt. Zie ook slissen en lispelen.

De tandarts kijkt naar de vorm van het gebit, maar de logopedist kijkt naar de werking van de mondspieren. Als de tandarts of orthodontist vermoedt dat er sprake is van verstoorde mondgewoonten, kan hij doorverwijzen naar een logopedist. Het is verstandig deze problemen in de basisschoolleeftijd aan te pakken, liefst voordat het kind eventueel een beugel krijgt. ​In de therapie leren we de bewegingen van de mondspieren te verbeteren door middel van OMFT (oro-myofunctionele therapie). Meer informatie hierover is te vinden op www.omft.nl 

Bij logopedie wordt geleerd hoe je goed moet slikken en je krijgt oefeningen om de mondspieren te versterken. Er wordt ook aandacht besteed aan het afleren van de afwijkende mondgewoonten. OMFT kan het resultaat van orthodontie of een kaakoperatie versterken en helpt voorkomen dat de tanden weer verschuiven. Het zorgt ook voor blijvende verbetering bij articulatietherapie.  Het resultaat van de behandeling hangt sterk af van de motivatie en inzet van ouders en kind.

Eten en drinken

Eet- en drinkproblemen kunnen ontstaan wanneer kinderen moeite hebben met het beheersen van de spieren die nodig zijn voor zuigen, bijten, kauwen en slikken. Kinderen met eet- en drinkproblemen verslikken zich vaak, spugen, kunnen moeite hebben met kauwen en kokhalzen vaak. Soms weigeren ze te eten, waardoor ze te weinig binnen krijgen, heel eenzijdig gaan eten, onvoldoende groeien of kunnen uitdrogen.

Als sondevoeding nodig is, oefent een kind te weinig met de mond- en tongspieren, wat de ontwikkeling van zuigen, slikken en kauwen kan vertragen. Dit kan op zijn beurt invloed hebben op de spraakontwikkeling, omdat dezelfde spieren nodig zijn voor het eten, drinken en spreken. 

De logopedist onderzoekt onder andere hoe het kind eet en drinkt, kijkt naar reflexen, spierspanning, beweeglijkheid van de tong en lippen en gevoeligheid in de mond. In de logopedische behandeling wordt gekeken hoe een kind beter kan eten met aanpassingen in houding en manieren om het eten en drinken te geven.

Eventueel met de inzet van hulpmiddelen zoals een aangepaste lepel of speenfles. Dit maakt eten en drinken makkelijker en plezieriger voor het kind. De logopedist werkt hierbij vaak samen met andere zorgverleners, zoals fysiotherapeuten en diëtisten.